donderdag 15 oktober 2009

mijn thuiswerkdag

Heerlijk! Dit schooljaar ben ik donderdags mooi in de gelegenheid thuis te werken. Het voelt als week-end, terwijl ik toch de hele dag met m'n werk bezig ben. Het vraagt wel wat discipline, maar wonder boven wonder lukt het me goed om niet te gaan zitten lanterfanten. Zou ik dan met de jaren toch nog verstandig worden...
Vandaag is het dus weer zover. Ik zit heerlijk thuis te werken (nu dan even te bloggen, maar ja, de boog kan tenslotte niet altijd gespannen staan toch?). Wat ik doe? Klussen aan mijn bijdrage voor het lectoraat Innovatie in Bouwproces en -techniek, kortweg IB&T, waar ik onder andere mag nadenken over filosofie in relatie tot innovatie en organsatie. En zoals ik al eerder aangaf, dat kan me gelijk ook ruimte geven om te gaan promoveren. Vandaag ben ik daar weer mee bezig.
In een vorig blogbericht vertelde ik al dat ik wil gaan promoveren naar aanleiding van de filosofie van Gianni Vattimo. Een postmoderne denker, waar ik best veel respect voor heb gekregen. Een logisch vervolg ook wel op mijn scriptie, waar het ging over filosofisch geloof, een concept waarmee Karl Jaspers ook al zocht naar een alternatief voor de absolute waarheden van de traditionele godsdienst. Vattimo doet dat eigenlijk ook: (hoe) is religie mogelijk na de dood van God?
...
Eigenlijk wel een bijzondere gedachte geweest van Nietzsche, de dood van God. En vooral ook de manier waarop hij het te berde brengt: niet door zelf te schrijven 'ik zeg jullie dat God dood is', maar door te schrijven (in de Vrolijke wetenschap) over een dolle man die het uitroept 'God is dood en jullie hebben hem vermoord!'. Dat is heel bijzonder, dat hij een dolle man het laat uitroepen. Het is de uitspraak van iemand die dol genoemd wordt, dwaas...
Is dit Nietzschiaanse ironie, Nietzschiaans sarcasme, om termen te gebruiken die voor gelovigen bekend moeten zijn? Immers, in psalm 14 staat 'dwazen denken: Er is geen God.' (!) En het is een dolle, een dwaas die roept dat God dood is. Niet dat hij niet bestaat, zoals de dwazen uit de psalm, maar dat hij vermoord is. En hij schreeuwt het uit, 'jullie hebben hem vermoord'. Hij beschuldigt de mensen ervan God te hebben vermoord. De mensen, die misschien in zijn tijd nog elke week naar de kerk gingen.
En in een later boek (in aldus sprak Zarathoestra) herhaalt Nietzsche het nog op een ander manier, maar weer in de derde persoon: Als Zarathoestra met een kluizenaar in gesprek raakt, vraagt hij zich op gegeven moment af of de kluizenaar misschien nog niet weet dat God dood is.
Waarom steeds die derde persoon? Waarom steeds in een vreemde fictieve omgeving? Waarom niet gewoon als Friedrich Nietzsche, rechtstreeks tegen zijn lezer: ik, Friedrich Nietzsche, zeg u dat God dood is, en dat jij - lezer - hem vermoord hebt!
Het is de vreemde, haast profetische toon, die bijzonder treffend is, maar tegelijk ook verwarrend en de bedoeling van de tekst niet zonder meer toegankelijk maakt.

Bijzonder is het wel hoe ik al schrijvend dingen opschrijf die ik eigenlijk helemaal niet van plan was op te gaan schrijven.