Mijn laatste blogpost dateert al weer van enige tijd geleden. In alle drukte krijgt het schrijven van een stukje niet de hoogste prioriteit. Al is voor een promovendus dagelijks schrijven eigenlijk een must.
Nu ben ik bezig met een superinteressant boek, dus heb ik een goede reden om weer eens een berichtje te plaatsen. Het is nog een gratis te downloaden boek ook, dus je bent eigenlijk gestoord als je het laat liggen (easycratie). Het gaat over 'Easycratie, de toekomst van werken en organiseren', door Martijn Aslander en Erwin Witteveen.
Leuk detail is dat dit boek voor mij een voorbeeld is van hoe onderwijs zou moeten zijn: samen met studenten van alles leren. Het is me namelijk vorig jaar aanbevolen door een enthousiaste student in het vierde jaar. Van hem heb ik meerdere titels aanbevolen gekregen, waarvan er eentje input heeft geleverd voor het stuk dat ik geschreven heb voor het congres in Berlijn, jongstleden mei.
Samen onderwijs maken, dat is mijn ideaal. Ik wil elk jaar net zoveel leren als mijn studenten. Dat vraagt om minder hierarchie en om onderwijs waarin minder dichtgetimmerd is, waardoor de vrije ruimte ontstaat om aan kennis te werken die mij ook nog onbekend is. Precies dat, minder hierarchie en (samen) leren in netwerken, is waar easycratie over gaat: doorbreken van strakke bureaucratische structuren binnen organisaties door het vormen van (virtuele) netwerken van mensen die allemaal in bepaalde onderwerpen geïnteresseerd zijn. Zo kan innovatie ruimte krijgen, buiten de gevestigde institutionele kaders om.
Wat mij betreft een absolute aanrader!
vrijdag 25 november 2011
zaterdag 8 oktober 2011
onderwijsvernieuwing: van kleitablet naar ...
Vorige week was ik in Lissabon. Alweer een mooie ervaring, za die van Berlijn in het voorjaar. Nu wat minder filosofisch, het was het SEFI-congres, dat gaat over van alles dat met techniekonderwijs te maken heeft. En omdat ik 1. werk aan technische (bouw-)opleidingen en 2. er een vakgroep bij dat congres is dat zich met ethiek bezig houdt, dacht mijn werkgever dat het voor mij ook wel zinvol zou kunnen zijn. En dat was het...
Het verrast me wel meer en meer hoezeer het onderwijs achter de feiten aanloopt, en dat is over heel Europa wel het geval. Ook in Nederland, waar we wel veel leuteren over taal en rekenen, maar veel nieuwe ontwikkelingen links laten liggen. Het was haast aandoenlijk om al die congresgangers te zien klooien met de Samsung tablets, die gratis :-D werden uitgedeeld. Stuk voor stuk academici op het gebied van techniek, maar ze kunnen nauwelijks met zo'n (toch erg gebruiksvriendelijk) gadget omgaan.
Gelukkig liep de communicatie, die tijdens het congres via de tablet moest gaan niet geheel vlekkeloos, zodat de ouwetjes (van geest dan) fijn konden afgeven op deze nieuwerwetse toestanden. Dat afgeven gebeurt wel vaker, ook op twitter en andere social media bijvoorbeeld, dat volgens de conservatieven echt nergens toe dient dan voor simplistisch geklets. Nu kan dat best zo zijn, maar is het vaak ook niet een poging de eigen angst of, in een minder positief geval, luiheid te camoufleren?
Deze week overleed Steve Jobs en ik hoorde daaromtrent een geweldige uitspraak van hem: 'I don't look where the puck comes from, but where it's going to'. Toen moest ik even denken aan al die conservatievelingen in mijn (onderwijs)vak. Waar gaan we heen? We weten het niet precies, maar naar het verleden zal het zeker niet zijn...
Het verrast me wel meer en meer hoezeer het onderwijs achter de feiten aanloopt, en dat is over heel Europa wel het geval. Ook in Nederland, waar we wel veel leuteren over taal en rekenen, maar veel nieuwe ontwikkelingen links laten liggen. Het was haast aandoenlijk om al die congresgangers te zien klooien met de Samsung tablets, die gratis :-D werden uitgedeeld. Stuk voor stuk academici op het gebied van techniek, maar ze kunnen nauwelijks met zo'n (toch erg gebruiksvriendelijk) gadget omgaan.
Gelukkig liep de communicatie, die tijdens het congres via de tablet moest gaan niet geheel vlekkeloos, zodat de ouwetjes (van geest dan) fijn konden afgeven op deze nieuwerwetse toestanden. Dat afgeven gebeurt wel vaker, ook op twitter en andere social media bijvoorbeeld, dat volgens de conservatieven echt nergens toe dient dan voor simplistisch geklets. Nu kan dat best zo zijn, maar is het vaak ook niet een poging de eigen angst of, in een minder positief geval, luiheid te camoufleren?
Deze week overleed Steve Jobs en ik hoorde daaromtrent een geweldige uitspraak van hem: 'I don't look where the puck comes from, but where it's going to'. Toen moest ik even denken aan al die conservatievelingen in mijn (onderwijs)vak. Waar gaan we heen? We weten het niet precies, maar naar het verleden zal het zeker niet zijn...
maandag 8 augustus 2011
het was wel even schrikken...
toen tijdens de vakantie dat vreselijke bericht doordrong over dat drama in Noorwegen. Veel meer nieuws heb ik niet meegekregen, maar eenmaal terug in Nederland werd er nog steeds over doorgesproken. Links en rechts gebruikten het gebeuren soms op gepaste en soms op minder gepaste wijze als het in hun straatje te pas kwam. Vreemd eigenlijk, dat het niet meer is dan een 'gebeuren', en de mensen die het betreft buiten beeld zijn geraakt. Nog vreemder is het, dat dit zich telkens blijft herhalen...
Of is dat niet vreemd? Misschien is het wel onderdeel - of consequentie - van onze 'natuur', 'la condition humaine'. Wat is die 'natuur' dan? Volgens mij heeft het iets te maken met het willen concretiseren van iets abstracts, waar we wel vaak last van hebben, namelijk dat wat ik zou willen noemen 'het kwaad'. Klinkt wel zwaar, maar ik zal het proberen uit te leggen.
Het menselijk bestaan is doortrokken van een tweedeling tussen goed en kwaad, en dat geldt niet alleen voor religieuze mensen. Psychologen als Milram (zie ook youtube) hebben aangetoond dat mensen onder bepaalde condities verrassend wreed kunnen zijn. Maar in het klein is het ook zo dat we vaak niet in staat zijn om allerlei goede voornemens in praktijk te brengen.
Toegegeven, vooral in (protestante) kerken wordt eindeloos gepraat over 'kwaad' en 'zonde', maar dat neemt niet weg dat het hier gaat om iets dat in het algemeen deel uitmaakt van het leven. Een er moet op de één of andere manier mee worden omgegaan. René Girard heeft interessante dingen geschreven over de manier waarop dat in bijvoorbeeld het oude Israël werd gedaan: via de zondebok. Eenmaal per jaar (op grote verzoendag) werd een bokje de woestijn ingestuurd (Leviticus 16), die symbolisch alle zonden van het volk met zich meedroeg. In de Christelijke traditie is daarvoor in de plaats uiteraard Jezus Christus gekomen, van wie ook wordt gezegd dat hij de zonden der wereld gedragen heeft.
Het idee van een zondebok getuigt van een bepaalde omgang met 'het kwaad'. Het kan worden geconcretiseerd en geëxternaliseerd. Dat laatste blijkt erg belangrijk: het kwaad wordt buiten jezelf gebracht door het toe te rekenen aan een bokje.
Het kwaad buiten jezelf brengen... De christelijke traditie heeft dat niet alleen gedaan door de dood van Christus als offer te beschouwen. Het is Paulus die dat op een mooie manier weergeeft in Romeinen 7, waar hij de beroemde woorden uitspreekt: 'wat ik doe doorzie ik niet, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat. (...) Maar wanneer mijn daden in strijd zijn met mijn wil, dan ben ik daar niet zelf de oorzaak van, maar de zonde die in mij heerst.' Dit citaat wordt in tekenfilms wel vertaald naar het kleine duiveltje dat van allerlei slechts influistert.
Door te spreken over 'de zonde' die blijkbaar te onderscheiden is van het 'ik', probeert hier ook Paulus het kwaad te externaliseren, zelfs het kwaad dat hij in zichzelf tegenkomt (in de kerk gebeurt dat overigens later nog via de biecht). Dit leidt tot het dualistische beeld van een mens, met een (goede) ziel en een (kwaad) lichaam, waarbij dan de ziel het eigenlijke 'ik' vertegenwoordigt, dat steeds door een 'vreemde' macht wordt verleid.
Op zich is dat niet zo problematisch. Het blijft immers gewoon bij Paulus zelf. Hoe die naar zichzelf kijkt moet hij weten. Het wordt pas problematisch als het externaliseren een stap, of eigenlijk twee, verder gaat.
Net noemde ik al even het duiveltje uit tekenfilms, maar het concept 'duivel' is natuurlijk ook een middel om verder het kwaad buiten jezelf te brengen. Niet ik doe iets verkeerd, maar die ander, de duivel. Tot vandaag de dag toe (gisteren nog in de kerk, om precies te zijn) hoor je gelovigen spreken over de 'duivel' alsof het een persoon is, die zich met van allerlei vervelende dingen bezig houdt. Dat is de eerste stap in de externalisering van het kwaad; maar bij die eerste stap is de duivel nog een vreemd wezentje dat geen menselijke gestalte heeft.
De tweede stap, en dan zijn we weer terug bij Noorwegen, is dat groepen mensen of mensen geïdentificeerd worden met het kwaad of met de duivel. Dat is het moment dat het echt gevaarlijk wordt. In de tijd van de Reformatie gebeurde dat bijvoorbeeld regelmatig: voor de protestanten was de Paus, voor de Rooms-Katholieken was Luther de duivel in hoogsteigen persoon. Nouja, met alle gevolgen van dien, want de duivel is natuurlijk iets dat je mag, en zelfs moet, bestrijden. Met alle beschikbare middelen.
Nu worden in onze tijd natuurlijk geen mensen meer gezien als duivel (hoewel...). Maar 'het kwaad' wordt wel toegekend aan groepen mensen of individuen. Denk aan de 'as van het kwaad', maar ook de manier waarop individuen 'gedemoniseerd' (dus toch) worden. Dan wordt het kwaad geëxternaliseerd door het toe te kennen aan iets of iemand. En als je iets of iemand 'het kwaad' noemt, mag je het de woestijn in (of een land uit) sturen zoals de zondebok, of je mag het doden, als destijds de heksen en de ketters. Je mag het bestrijden met allerlei middelen...
Op internationale schaal is er natuurlijk de 'war against terrorism', waarin twee partijen overtuigd zijn van 'het kwaad' bij de ander. In de jaren '70 en '80 waren er extreem linkse groepen die 'het kwaad' meenden te hebben herkend en in de vorm van de RAF of, in ons land, Rara werd het kwaad bestreden met alle mogelijke middelen. Er zijn groepen dierenactivisten die menen 'het kwaad' te hebben geïdentificeerd en bestrijden dat met alle mogelijke middelen. Ooit heeft iemand gemeend Theo van Gogh te moeten identificeren als verpersoonlijking van 'het kwaad'. Zo zijn er nog steeds mensen die verbonden worden aan 'het kwaad', of het nu ter linker- of ter rechterzijde van het politieke spectrum gebeurt.
Je krijgt dan een parafrase op de tekst uit Johannes 1: Zie het kwaad is vleesgeworden en het woont onder ons.
En er is blijkbaar altijd wel een persoon te vinden die het kwaad wil uitbannen... of uitroeien...
Mensen hebben blijkbaar behoefte aan een manier om te kunnen 'dealen' met de dubbelzinnigheid van het bestaan. Het leven moet af en toe worden gezuiverd van 'het kwaad'. Op individueel niveau is dat redelijk onschuldig, maar op het moment dat het dat niveau gaat overstijgen en een ander of een groep anderen aangewezen wordt als vleeswording van het kwaad, dan komt geweld erg dichtbij.
Of is dat niet vreemd? Misschien is het wel onderdeel - of consequentie - van onze 'natuur', 'la condition humaine'. Wat is die 'natuur' dan? Volgens mij heeft het iets te maken met het willen concretiseren van iets abstracts, waar we wel vaak last van hebben, namelijk dat wat ik zou willen noemen 'het kwaad'. Klinkt wel zwaar, maar ik zal het proberen uit te leggen.
Het menselijk bestaan is doortrokken van een tweedeling tussen goed en kwaad, en dat geldt niet alleen voor religieuze mensen. Psychologen als Milram (zie ook youtube) hebben aangetoond dat mensen onder bepaalde condities verrassend wreed kunnen zijn. Maar in het klein is het ook zo dat we vaak niet in staat zijn om allerlei goede voornemens in praktijk te brengen.
Toegegeven, vooral in (protestante) kerken wordt eindeloos gepraat over 'kwaad' en 'zonde', maar dat neemt niet weg dat het hier gaat om iets dat in het algemeen deel uitmaakt van het leven. Een er moet op de één of andere manier mee worden omgegaan. René Girard heeft interessante dingen geschreven over de manier waarop dat in bijvoorbeeld het oude Israël werd gedaan: via de zondebok. Eenmaal per jaar (op grote verzoendag) werd een bokje de woestijn ingestuurd (Leviticus 16), die symbolisch alle zonden van het volk met zich meedroeg. In de Christelijke traditie is daarvoor in de plaats uiteraard Jezus Christus gekomen, van wie ook wordt gezegd dat hij de zonden der wereld gedragen heeft.
Het idee van een zondebok getuigt van een bepaalde omgang met 'het kwaad'. Het kan worden geconcretiseerd en geëxternaliseerd. Dat laatste blijkt erg belangrijk: het kwaad wordt buiten jezelf gebracht door het toe te rekenen aan een bokje.
Het kwaad buiten jezelf brengen... De christelijke traditie heeft dat niet alleen gedaan door de dood van Christus als offer te beschouwen. Het is Paulus die dat op een mooie manier weergeeft in Romeinen 7, waar hij de beroemde woorden uitspreekt: 'wat ik doe doorzie ik niet, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat. (...) Maar wanneer mijn daden in strijd zijn met mijn wil, dan ben ik daar niet zelf de oorzaak van, maar de zonde die in mij heerst.' Dit citaat wordt in tekenfilms wel vertaald naar het kleine duiveltje dat van allerlei slechts influistert.
Door te spreken over 'de zonde' die blijkbaar te onderscheiden is van het 'ik', probeert hier ook Paulus het kwaad te externaliseren, zelfs het kwaad dat hij in zichzelf tegenkomt (in de kerk gebeurt dat overigens later nog via de biecht). Dit leidt tot het dualistische beeld van een mens, met een (goede) ziel en een (kwaad) lichaam, waarbij dan de ziel het eigenlijke 'ik' vertegenwoordigt, dat steeds door een 'vreemde' macht wordt verleid.
Op zich is dat niet zo problematisch. Het blijft immers gewoon bij Paulus zelf. Hoe die naar zichzelf kijkt moet hij weten. Het wordt pas problematisch als het externaliseren een stap, of eigenlijk twee, verder gaat.
Net noemde ik al even het duiveltje uit tekenfilms, maar het concept 'duivel' is natuurlijk ook een middel om verder het kwaad buiten jezelf te brengen. Niet ik doe iets verkeerd, maar die ander, de duivel. Tot vandaag de dag toe (gisteren nog in de kerk, om precies te zijn) hoor je gelovigen spreken over de 'duivel' alsof het een persoon is, die zich met van allerlei vervelende dingen bezig houdt. Dat is de eerste stap in de externalisering van het kwaad; maar bij die eerste stap is de duivel nog een vreemd wezentje dat geen menselijke gestalte heeft.
De tweede stap, en dan zijn we weer terug bij Noorwegen, is dat groepen mensen of mensen geïdentificeerd worden met het kwaad of met de duivel. Dat is het moment dat het echt gevaarlijk wordt. In de tijd van de Reformatie gebeurde dat bijvoorbeeld regelmatig: voor de protestanten was de Paus, voor de Rooms-Katholieken was Luther de duivel in hoogsteigen persoon. Nouja, met alle gevolgen van dien, want de duivel is natuurlijk iets dat je mag, en zelfs moet, bestrijden. Met alle beschikbare middelen.
Nu worden in onze tijd natuurlijk geen mensen meer gezien als duivel (hoewel...). Maar 'het kwaad' wordt wel toegekend aan groepen mensen of individuen. Denk aan de 'as van het kwaad', maar ook de manier waarop individuen 'gedemoniseerd' (dus toch) worden. Dan wordt het kwaad geëxternaliseerd door het toe te kennen aan iets of iemand. En als je iets of iemand 'het kwaad' noemt, mag je het de woestijn in (of een land uit) sturen zoals de zondebok, of je mag het doden, als destijds de heksen en de ketters. Je mag het bestrijden met allerlei middelen...
Op internationale schaal is er natuurlijk de 'war against terrorism', waarin twee partijen overtuigd zijn van 'het kwaad' bij de ander. In de jaren '70 en '80 waren er extreem linkse groepen die 'het kwaad' meenden te hebben herkend en in de vorm van de RAF of, in ons land, Rara werd het kwaad bestreden met alle mogelijke middelen. Er zijn groepen dierenactivisten die menen 'het kwaad' te hebben geïdentificeerd en bestrijden dat met alle mogelijke middelen. Ooit heeft iemand gemeend Theo van Gogh te moeten identificeren als verpersoonlijking van 'het kwaad'. Zo zijn er nog steeds mensen die verbonden worden aan 'het kwaad', of het nu ter linker- of ter rechterzijde van het politieke spectrum gebeurt.
Je krijgt dan een parafrase op de tekst uit Johannes 1: Zie het kwaad is vleesgeworden en het woont onder ons.
En er is blijkbaar altijd wel een persoon te vinden die het kwaad wil uitbannen... of uitroeien...
Mensen hebben blijkbaar behoefte aan een manier om te kunnen 'dealen' met de dubbelzinnigheid van het bestaan. Het leven moet af en toe worden gezuiverd van 'het kwaad'. Op individueel niveau is dat redelijk onschuldig, maar op het moment dat het dat niveau gaat overstijgen en een ander of een groep anderen aangewezen wordt als vleeswording van het kwaad, dan komt geweld erg dichtbij.
maandag 1 augustus 2011
Terug van vakantie
Voorbij is het weer, drie weken vakantie. Het was weer erg prettig. Eerst een week München, met elke ochtend vier uur Duitse les. Daarna vrije tijd om de stad te bekijken. Mooi hoor. München staat al twintig jaar op m'n lijstje 'nog eens te bezoeken plekken' en nu kwam het er dan een keer van. De reden dat ik graag naar München wilde is voornamelijk 'de Alte Pinakothek', waar nogal wat schilderijen van Rubens (en veel anderen natuurlijk) hangen. Als student las ik nogal wat over kunst, en heel vaak stond bij de schilderijen van Rubens de naam van dit museum. Heerlijk om daar nu eens doorheen te wandelen.
De overheid zou eens naar rechts moeten kijken. Niet politiek dan, maar op de landkaart. Voor het cultuurbeleid kijkt men momenteel graag naar de VS, maar Duitsland zou een beter voorbeeld kunnen zijn, volgens mij. Wat een activiteiten, wat een niveau. Twee keer ben ik naar een concert geweest, eerst naar de opera, Ariadne auf Naxos van Richard Strauss. Voor mij de eerste keer, want ik ben niet zo'n kenner van Richard Strauss. Prachtig, en in de orkestbak een geweldig toporkest met Nagano op de bok. Dat kan je beroerder treffen...
De overheid zou eens naar rechts moeten kijken. Niet politiek dan, maar op de landkaart. Voor het cultuurbeleid kijkt men momenteel graag naar de VS, maar Duitsland zou een beter voorbeeld kunnen zijn, volgens mij. Wat een activiteiten, wat een niveau. Twee keer ben ik naar een concert geweest, eerst naar de opera, Ariadne auf Naxos van Richard Strauss. Voor mij de eerste keer, want ik ben niet zo'n kenner van Richard Strauss. Prachtig, en in de orkestbak een geweldig toporkest met Nagano op de bok. Dat kan je beroerder treffen...
Op vrijdagavond weer een concert, kamermuziek deze keer, weer van een voor mij niet zo overbekende componist: Brahms. Veel nieuws gehoord dus. Maar hier was de entourage fantastisch: het Cuvellies theater. Eerste rang in een ouderwetse loge. Geweldig!
Over de twee weken Italië schrijf ik ook nog wel, de komende week.
zondag 19 juni 2011
Terug naar Nietzsche, de twitterkoning
Een jaar geleden schreef ik een eerste blog over Nietzsche. Best aardig, al zeg ik 't zelf (het was op 5 november 2009). Inmiddels ben ik langzaamaan verder gaan lezen: in Menselijk, al te menselijk. Als ondertitel heeft dat boek een boek voor vrije geesten meegekregen. Dat is wel een fascinerende titel, hoewel ik maar een deel van de inhoud echt belangwekkend vind. Dat is steeds het geval als ik Nietzsche lees. Heeft dat misschien met zijn stijl te maken? Ik denk het wel: Nietzsche was de meester van het aforisme. Dat zijn korte stukjes, waardoor zijn boeken vaak veel weg hebben van een collage. Het aforisme is wat we nu een tweet zouden noemen. Nietzsche als twitteraar avant la lettre...
Nietzsche schreef - ook in het boek waar ik het zojuist over had - graag dat zijn filosofie niet geschikt was voor zijn tijd. Het zou nog zeker een eeuw duren voor men hem zou kunnen begrijpen. Hangt het moment van begrijpen misschien ook samen met de uitvinding van social media? Hoe het zij, ik vraag me af of hij nu inderdaad beter begrepen wordt. Ik probeer het in elk geval, al is het maar omdat hij zo'n ontzettend belangrijk moment in de filosofie vertegenwoordigt. Vattimo (waar ik me in mijn proefschrift mee bezig houd) ziet Nietzsche, samen met Martin Heidegger, als de belangrijkste pijler van zijn denken. Steeds weer gaat hij terug naar passages van deze denkers.
Nogmaals, niet de volledige inhoud van een boek als Menselijk, al te menselijk is even belangwekkend, maar het bevat zeker een aantal erg interessante overwegingen, die je wellicht als kenmerkend voor Nietzsche zou kunnen benoemen, al moet je daar bij zo'n grillige denker altijd erg mee oppassen. Hieronder een paar overwegingen rondom wat ik (zelf, persoonlijk) zou willen beschouwen als (voor mij relevatnte) 'hoofdthema's' van het boek (ik heb het gelezen in de vertaling van Graftdijk/Driessen, uitgegeven door de Arbeiderspers, 2000).
De naturalist Nietzsche sluit aan bij de gedachten van bijvoorbeeld Darwin. 'Alles is geworden, niets is absoluut, er zijn geen absolute waarheden.' De mens, zo zal het later nog klinken, is niet altijd zo geweest als nu, en zal ook weer veranderen, dan wel verdwijnen. De mens bekijkt zich echter vaak wel als een soort onveranderlijke eenheid en heeft de neiging allerlei gebeurtenissen met elkaar in verband te brengen... met het geloof als kroon op dat project: het bestaan krijgt zo een doel. Veel mensen schijnen dat nodig te hebben. Nietzsche verkondigt het tegendeel: er is geen doel!
De grote eenheidsbrengende termen, zoals 'wereld' zijn voorstelling en daarmee ook dwaling (p. 19).
Nietzsche roept op om te stoppen met bouwen aan werken die de eeuwigheid moeten trotseren. Mooi is zijn betoog dat zelfs getallen dwaling zijn. Maar ook kunst, waarbij veel mensen hogere krachten aan het werk zien. Zelf heb ik wel eens een compliment gehad over mijn orgelspel, dat het iets zou losmaken, dat het geïnspireerd zou zijn. Zelf deed ik niets anders dan m'n werk en ik volgde dat wat volgens mij muzikaal logisch was... Is het niet gewoon een ambacht, waar via induidelijke termen als 'talent' en 'genie' bijzondere waarde aan toegekend wordt. Of is het daadwerkelijk zo dat via de muziek van J.S. Bach een venster tot de eeuwigheid opengaat... Volgens Nietzsche duidelijk niet.
Het is trouwens bijzonder om de man die zo tekeergaat tegen de (Christelijke) metafysica, zelf op haast religieuze wijze te horen spreken over de oude Grieken en hun voorname cultuur.
Hoe het zij, Nietzsche vraagt aandacht voor de wetenschap: zoek de waarheid nergens anders dan in de dingen zelf (waarbij de menselijke psyche ook één van die dingen is). Hij lijkt een radicale volgeling van de Middeleeuwer Ockham: 'Men moet de zijnden niet zonder noodzaak verveelvoudigen' (Ockhams 'scheermes'). Op Wikipedia staat (mijns inziens)terecht dat deze geweldige denker dacht dat abstracte begrippen hulpconstructies van de menselijke geest zijn. Nietzsche gaat een stap verder door te stellen dat ze de menselijke geest vooral in verwarring brengen en in gebondenheid houden aan allerhande geloofstradities.
Nietzsche is zich hier 'aan het voorbereiden' op zijn latere werk, waarin hij het einde van de metafysica zal herformuleren in de 'dood van God'.
De nihilist Nietzsche. In het verlengde van het bovenstaande kunnen we in dit boek ook duidelijk de nihilistische positie van Nietzsche ontwaren. Er zijn geen absolute waarheden, er is geen fundament waarop we iets zouden kunnen funderen. Enkele ethische consequenties hiervan worden verkend, maar dat zal nog verder gebeuren in later werk. Zelf vond ik het wel interessant om te lezen hoe Nietzsche het vasthouden van mensen aan allerhande fundamenten verklaarde uit angst. Is het inderdaad niet zo dat mensen vaak uit angst niet radicaal durven te denken. Het is misschien ook wel vervelend om te moeten constateren dat er geen grond onder je voeten is. Is het dat waarom zo weinig Nederlanders zich echt atheïst noemen? Dat op grootse uitvaarthappenings toch altijd de gedachte aan een hemel op de proppen komt (verg. de Vlieger van Hazes en diens uitvaart).
In dit boek toont Nietzsche nog een groot vertrouwen in wat wetenschap allemaal oplevert. Later zal hij ook nog kritischer zijn ten aanzien van de 'waarheden' die dat oplevert.
Nietzsche schreef - ook in het boek waar ik het zojuist over had - graag dat zijn filosofie niet geschikt was voor zijn tijd. Het zou nog zeker een eeuw duren voor men hem zou kunnen begrijpen. Hangt het moment van begrijpen misschien ook samen met de uitvinding van social media? Hoe het zij, ik vraag me af of hij nu inderdaad beter begrepen wordt. Ik probeer het in elk geval, al is het maar omdat hij zo'n ontzettend belangrijk moment in de filosofie vertegenwoordigt. Vattimo (waar ik me in mijn proefschrift mee bezig houd) ziet Nietzsche, samen met Martin Heidegger, als de belangrijkste pijler van zijn denken. Steeds weer gaat hij terug naar passages van deze denkers.
Nogmaals, niet de volledige inhoud van een boek als Menselijk, al te menselijk is even belangwekkend, maar het bevat zeker een aantal erg interessante overwegingen, die je wellicht als kenmerkend voor Nietzsche zou kunnen benoemen, al moet je daar bij zo'n grillige denker altijd erg mee oppassen. Hieronder een paar overwegingen rondom wat ik (zelf, persoonlijk) zou willen beschouwen als (voor mij relevatnte) 'hoofdthema's' van het boek (ik heb het gelezen in de vertaling van Graftdijk/Driessen, uitgegeven door de Arbeiderspers, 2000).
De naturalist Nietzsche sluit aan bij de gedachten van bijvoorbeeld Darwin. 'Alles is geworden, niets is absoluut, er zijn geen absolute waarheden.' De mens, zo zal het later nog klinken, is niet altijd zo geweest als nu, en zal ook weer veranderen, dan wel verdwijnen. De mens bekijkt zich echter vaak wel als een soort onveranderlijke eenheid en heeft de neiging allerlei gebeurtenissen met elkaar in verband te brengen... met het geloof als kroon op dat project: het bestaan krijgt zo een doel. Veel mensen schijnen dat nodig te hebben. Nietzsche verkondigt het tegendeel: er is geen doel!
De grote eenheidsbrengende termen, zoals 'wereld' zijn voorstelling en daarmee ook dwaling (p. 19).
Nietzsche roept op om te stoppen met bouwen aan werken die de eeuwigheid moeten trotseren. Mooi is zijn betoog dat zelfs getallen dwaling zijn. Maar ook kunst, waarbij veel mensen hogere krachten aan het werk zien. Zelf heb ik wel eens een compliment gehad over mijn orgelspel, dat het iets zou losmaken, dat het geïnspireerd zou zijn. Zelf deed ik niets anders dan m'n werk en ik volgde dat wat volgens mij muzikaal logisch was... Is het niet gewoon een ambacht, waar via induidelijke termen als 'talent' en 'genie' bijzondere waarde aan toegekend wordt. Of is het daadwerkelijk zo dat via de muziek van J.S. Bach een venster tot de eeuwigheid opengaat... Volgens Nietzsche duidelijk niet.
Het is trouwens bijzonder om de man die zo tekeergaat tegen de (Christelijke) metafysica, zelf op haast religieuze wijze te horen spreken over de oude Grieken en hun voorname cultuur.
Hoe het zij, Nietzsche vraagt aandacht voor de wetenschap: zoek de waarheid nergens anders dan in de dingen zelf (waarbij de menselijke psyche ook één van die dingen is). Hij lijkt een radicale volgeling van de Middeleeuwer Ockham: 'Men moet de zijnden niet zonder noodzaak verveelvoudigen' (Ockhams 'scheermes'). Op Wikipedia staat (mijns inziens)terecht dat deze geweldige denker dacht dat abstracte begrippen hulpconstructies van de menselijke geest zijn. Nietzsche gaat een stap verder door te stellen dat ze de menselijke geest vooral in verwarring brengen en in gebondenheid houden aan allerhande geloofstradities.
Nietzsche is zich hier 'aan het voorbereiden' op zijn latere werk, waarin hij het einde van de metafysica zal herformuleren in de 'dood van God'.
De nihilist Nietzsche. In het verlengde van het bovenstaande kunnen we in dit boek ook duidelijk de nihilistische positie van Nietzsche ontwaren. Er zijn geen absolute waarheden, er is geen fundament waarop we iets zouden kunnen funderen. Enkele ethische consequenties hiervan worden verkend, maar dat zal nog verder gebeuren in later werk. Zelf vond ik het wel interessant om te lezen hoe Nietzsche het vasthouden van mensen aan allerhande fundamenten verklaarde uit angst. Is het inderdaad niet zo dat mensen vaak uit angst niet radicaal durven te denken. Het is misschien ook wel vervelend om te moeten constateren dat er geen grond onder je voeten is. Is het dat waarom zo weinig Nederlanders zich echt atheïst noemen? Dat op grootse uitvaarthappenings toch altijd de gedachte aan een hemel op de proppen komt (verg. de Vlieger van Hazes en diens uitvaart).
In dit boek toont Nietzsche nog een groot vertrouwen in wat wetenschap allemaal oplevert. Later zal hij ook nog kritischer zijn ten aanzien van de 'waarheden' die dat oplevert.
zondag 15 mei 2011
Op congres in Berlijn
De afgelopen week was het zover: mijn debuut op een congres. Ik had keurig op tijd een paper ingeleverd en had twintig minuten spreektijd op het Ephemera-congres in Berlijn (11 tot en met 13 mei). Een eerste keer, dus ik had geen idee wat te verwachten. Het werd een aaneenschakeling van positieve verassingen. De locatie, was een oud pakhuis in Berlin Kreuzberg (zie foto).
De schaal van het congres was lekker klein en de sfeer heel informeel. Achteraf gezien had ik mijn colbert niet mee hoeven te nemen. Zoals bij te doen gebruikelijk was ik erg gespannen vooraf, maar ja, daar moet ik mee leren leven. Er passeerde een aantal erg interessante lezigen, allemaal rondom het thema Freedom at work: werk en vrijheid. Twee op zichzelf al ongelooflijk boeiende concepten, waar je ontzettend veel over zou kunnen schrijven, maar gecombineerd levert het ook een hele serie interessante inzichten op. Sluiten vrijheid en werk elkaar uit of juist niet? Wat is eigenlijk allemaal werk? Wat is eigenlijk vrijheid?
Opvallend vind ik wel dat de meeste bijdragen een ondertoon hebben die suggereert dat organisaties monsters zijn, die als doel lijken te hebben het leven van de medewerkers zo triest mogelijk te maken. Zelf ben ik geloof ik meer een optimist, best wel met oog voor allerlei vervelende toestanden binnen organisaties (vooral ook internationaal), maar juist de hoop staat in mijn paper centraal. Het is wel grappig om aan de ene kant de kritieken aan te horen op het kapitalisme, om even later diezelfde spreker met een iPhone in de hand te zien...
Maar goed, elders zal ik nog wel wat meer zeggen over de inhoud van mijn paper, voor zover ik dat in een eerder blog nog niet heb gedaan. Misschien, als het paper wordt geselecteerd, kan je het volgend jaar wel lezen in het online tijdschrift. Als dat zo is, meld ik het uiteraard.
donderdag 7 april 2011
Ploeteren aan mn paper
Even los van de tekst waaraan ik werk. 1 Mei moet het af zijn, mijn paper voor het congres in Berlijn. Het vlot best, maar het is wel lastig en het moet in het Engels natuurlijk. Even kort wat ik aan het schrijven ben...
Het thema van het congres is 'Freedom at work', over de verhouding tussen werken en vrijheid. Ik belicht dat (natuurlijk) vanuit mijn postmodern perspectief, dat van Gianni Vattimo. Een mooie gelegenheid om één werk in het bijzonder wat nader uit te pluizen: La Società Trasparente.
Daarin kijkt Vattimo naar de betekenis en de consequenties van de 'postmoderne conditie' (een term van Lyotard) van de samenleving. Eerder heb ik al eens wat dingen opgeschreven over het denken van Vattimo, maar in dit boek gaat hij diep in op de rol van de massa media voor de postmoderne samenleving.
Wat is het geval... De massa media hebben zich in de 20e eeuw gigantisch ontwikkeld. Schrijvers als Adorno dachten dat die media zich zouden ontwikkelen op een manier als beschreven in 1984 van George Orwell: daar wordt gesproken over 'Big Brother', een alles beheersend medium. Het past binnen het denken na de Tweede Wereldoorlog om een dergelijke pessimistische visie te ntwikkelen: technologie als middel om te komen tot een soort totale overheersing van het individu. Dat denken is het denken van de moderniteit, het streven tot beheersing van alles (technologie, wetenschap, maar ook de taal (bijvoorbeeld het Esperanto)). Na de overheersing door de religie volgde de overheersing door de techniek.
Vattimo ziet iets heel anders gebeuren: in plaats van een uniformisering van alles door de massa media, ziet hij een enorme uitbarsting van lokale waarheden. Minderheden krijgen een stem. Nietzsches uitdrukking dat er geen feiten bestaan, maar alleen interpretaties, wordt bewaarheid.
De wereld verliest haar metafysische fundamenten: waarheid is afhankelijk van het perspectief dat je inneemt. De wereld en de opvattingen erover worden nihilistisch. Vaarwel aan de waarheid (Addio alla verità) is tevens de laatste titel die Vattimo vooralsnog geproduceerd heeft (hoewel A-dio natturlijk ook kan betekenen 'aan God', wat weer past bij Vattimos terugkeer naar zijn religieuze roots).
Zelf denk ik dat Vattimo een punt heeft, zeker kijkend naar de nieuwe media: kijk maar hoe ik hier mijn eigen verhaal wereldkundig maak. Hoewel er maar weinig mensen zijn die mijn blog lezen, heb ik wel gelegenheid mijn mening te ventileren via de moderne media.
Daarin zit een eigen bijdrage aan het postmoderne denken over de massa media: Vattimo en anderen kijken vooral op een 'klassieke' manier naar de massa media (kranten, radio, televisie). Dat zijn media die informatie verzenden naar de massa. Professionele journalisten vertellen wat de massa zou moeten weten. Wat met de moderne media gebeurt is iets dat ik 'massa customization' van de massa media wil noemen. Dat is een begrip uit de marketing: Barbie, Lego en Nike doen het. Ze geven je als consument de gelegenheid je 'eigen' ontwerp te maken via internet, dat ze vervolgens voor je maken. Massaproductie, maar toch met een heel persoonlijk tintje. 'Mass customization' dus. Ik beweer dat de massa media dat ook hebben gedaan: men biedt platforms aan, waarop elk individu een eigen verhaal kwijt kan. Ook in de media lijkt het dus te bewegen in de richting van de combinatie tussen massaliteit en individualiteit.
Daarmee lijkt de postmoderne samenleving voluit tot ontplooiing te zijn gekomen: niet één waarheid, maar ontelbare waarheden. Chaos!
Maar, in die chaos liggen ontelbare mogelijkheden voor emancipatie, zo zegt Gianni Vattimo. In de Babylonische spraakverwarring krijgen mensen gelegenheid hun eigen taal te ontwikkelen.
De Babylonische spraakverwarring is trouwens de rode draad in mijn paper: de afloop is in mijn interpretatie positief. Het project van de moderniteit, in de mythe de Toren van Babel, dat streeft naar eenheid, naar het beheersen van alles, inclusief de mens zelf; dat project is om zeep geholpen. In plaats daarvan is er de situatie gekomen die aan het einde van de mythe wordt geschetst: de taal raakte verward en de mensen raakten verspreid over de hele wereld. De mens kon dat gaan doen wat hem of haar het beste ligt: ontdekken wat er allemaal te zien is in de wereld. Vrij zijn!
Die vrijheid kenmerkt ook de postmoderne samenleving: in plaats van de slavernij aan de grote waarheden (de pastoor of dominee die je vertelt welk handelen goed of slecht is) zijn de kleine, individuele verhalen gekomen. De mens heeft zelf de verantwoordelijkheid over de keuze tussen goed en slecht gekregen. Dat kan beangstigend zijn (was het immers niet angst die de mens in het verhaal deed besluiten de toren van Babel te bouwen?), maar het is tegelijk ook een fantastisch avontuur.
Maar ja, kan iedereen wel mee in die ontwikkelingen? Zullen er geen mensen buiten de boot vallen? Zal deze samenleving een nieuwe tweedeling tussen 'heren en slaven' tot gevolg hebben? Dat is de vraag waarmee ik mijn verhaal afsluit.
Of ze er in Berlijn in geïnteresseerd zijn merk ik volgende maand...
Het thema van het congres is 'Freedom at work', over de verhouding tussen werken en vrijheid. Ik belicht dat (natuurlijk) vanuit mijn postmodern perspectief, dat van Gianni Vattimo. Een mooie gelegenheid om één werk in het bijzonder wat nader uit te pluizen: La Società Trasparente.
Daarin kijkt Vattimo naar de betekenis en de consequenties van de 'postmoderne conditie' (een term van Lyotard) van de samenleving. Eerder heb ik al eens wat dingen opgeschreven over het denken van Vattimo, maar in dit boek gaat hij diep in op de rol van de massa media voor de postmoderne samenleving.
Wat is het geval... De massa media hebben zich in de 20e eeuw gigantisch ontwikkeld. Schrijvers als Adorno dachten dat die media zich zouden ontwikkelen op een manier als beschreven in 1984 van George Orwell: daar wordt gesproken over 'Big Brother', een alles beheersend medium. Het past binnen het denken na de Tweede Wereldoorlog om een dergelijke pessimistische visie te ntwikkelen: technologie als middel om te komen tot een soort totale overheersing van het individu. Dat denken is het denken van de moderniteit, het streven tot beheersing van alles (technologie, wetenschap, maar ook de taal (bijvoorbeeld het Esperanto)). Na de overheersing door de religie volgde de overheersing door de techniek.
Vattimo ziet iets heel anders gebeuren: in plaats van een uniformisering van alles door de massa media, ziet hij een enorme uitbarsting van lokale waarheden. Minderheden krijgen een stem. Nietzsches uitdrukking dat er geen feiten bestaan, maar alleen interpretaties, wordt bewaarheid.
De wereld verliest haar metafysische fundamenten: waarheid is afhankelijk van het perspectief dat je inneemt. De wereld en de opvattingen erover worden nihilistisch. Vaarwel aan de waarheid (Addio alla verità) is tevens de laatste titel die Vattimo vooralsnog geproduceerd heeft (hoewel A-dio natturlijk ook kan betekenen 'aan God', wat weer past bij Vattimos terugkeer naar zijn religieuze roots).
Zelf denk ik dat Vattimo een punt heeft, zeker kijkend naar de nieuwe media: kijk maar hoe ik hier mijn eigen verhaal wereldkundig maak. Hoewel er maar weinig mensen zijn die mijn blog lezen, heb ik wel gelegenheid mijn mening te ventileren via de moderne media.
Daarin zit een eigen bijdrage aan het postmoderne denken over de massa media: Vattimo en anderen kijken vooral op een 'klassieke' manier naar de massa media (kranten, radio, televisie). Dat zijn media die informatie verzenden naar de massa. Professionele journalisten vertellen wat de massa zou moeten weten. Wat met de moderne media gebeurt is iets dat ik 'massa customization' van de massa media wil noemen. Dat is een begrip uit de marketing: Barbie, Lego en Nike doen het. Ze geven je als consument de gelegenheid je 'eigen' ontwerp te maken via internet, dat ze vervolgens voor je maken. Massaproductie, maar toch met een heel persoonlijk tintje. 'Mass customization' dus. Ik beweer dat de massa media dat ook hebben gedaan: men biedt platforms aan, waarop elk individu een eigen verhaal kwijt kan. Ook in de media lijkt het dus te bewegen in de richting van de combinatie tussen massaliteit en individualiteit.
Daarmee lijkt de postmoderne samenleving voluit tot ontplooiing te zijn gekomen: niet één waarheid, maar ontelbare waarheden. Chaos!
Maar, in die chaos liggen ontelbare mogelijkheden voor emancipatie, zo zegt Gianni Vattimo. In de Babylonische spraakverwarring krijgen mensen gelegenheid hun eigen taal te ontwikkelen.
De Babylonische spraakverwarring is trouwens de rode draad in mijn paper: de afloop is in mijn interpretatie positief. Het project van de moderniteit, in de mythe de Toren van Babel, dat streeft naar eenheid, naar het beheersen van alles, inclusief de mens zelf; dat project is om zeep geholpen. In plaats daarvan is er de situatie gekomen die aan het einde van de mythe wordt geschetst: de taal raakte verward en de mensen raakten verspreid over de hele wereld. De mens kon dat gaan doen wat hem of haar het beste ligt: ontdekken wat er allemaal te zien is in de wereld. Vrij zijn!
Die vrijheid kenmerkt ook de postmoderne samenleving: in plaats van de slavernij aan de grote waarheden (de pastoor of dominee die je vertelt welk handelen goed of slecht is) zijn de kleine, individuele verhalen gekomen. De mens heeft zelf de verantwoordelijkheid over de keuze tussen goed en slecht gekregen. Dat kan beangstigend zijn (was het immers niet angst die de mens in het verhaal deed besluiten de toren van Babel te bouwen?), maar het is tegelijk ook een fantastisch avontuur.
Maar ja, kan iedereen wel mee in die ontwikkelingen? Zullen er geen mensen buiten de boot vallen? Zal deze samenleving een nieuwe tweedeling tussen 'heren en slaven' tot gevolg hebben? Dat is de vraag waarmee ik mijn verhaal afsluit.
Of ze er in Berlijn in geïnteresseerd zijn merk ik volgende maand...
zaterdag 26 maart 2011
Nu gaat 't echt beginnen!
Gisteren twitterde ik 't al, dat mijn abstract is geaccepteerd. Ik kreeg een mail van de organisatie van het Ephemera-congres, dat in mei in Berlijn wordt gehouden. Het abstract is goedgekeurd, dus mag ik spreken op het congres. Misschien vraag je je af wat dat precies inhoudt... Eerlijk gezegd, ik ook, want het is de eerste keer dat ik een dergelijk congres bezoek.
Hoe het ook zij, van 11 tot 13 mei aanstaande wordt het congres gehouden. Voorafgaand daaraan werd een oproep gedaan om een korte samenvatting (abstract) in te sturen van een paper dat je wilt schrijven en presenteren. Dat heb ik dus gedaan en nu moet ik aan het werk. Want een samenvatting schrijven is één ding, een paper en presentatie in elkaar draaien - van een beetje niveau - is een iets heftiger prestatie.
Voor 1 mei moet dat ook klaar zijn. Dan vindt er na het congres weer een selectie plaats, en de beste papers worden dan in een bijzonder nummer van het tijdschrift geplaatst.
Voor anderen is het misschien de normaalste zaak van de wereld, voor mij is het voor het eerst. Best spannend dus. Maar wel een belangrijke stap op de weg naar m'n promotie en op de weg om me beroepsmatig ook filosoof te mogen noemen.
Nu m'n kop vrijmaken; de verplichtingen lopen natuurlijk door, op m'n werk, in de muziek. Om nog maar te zwijgen van allerlei andere gedachten en gevoelens die me bezig houden. Maar toch moet ik proberen ruimte te maken om een dijk van een paper te schrijven...
Het gaat nu echt beginnen! Shit, het gaat echt beginnen.
Hoe het ook zij, van 11 tot 13 mei aanstaande wordt het congres gehouden. Voorafgaand daaraan werd een oproep gedaan om een korte samenvatting (abstract) in te sturen van een paper dat je wilt schrijven en presenteren. Dat heb ik dus gedaan en nu moet ik aan het werk. Want een samenvatting schrijven is één ding, een paper en presentatie in elkaar draaien - van een beetje niveau - is een iets heftiger prestatie.
Voor 1 mei moet dat ook klaar zijn. Dan vindt er na het congres weer een selectie plaats, en de beste papers worden dan in een bijzonder nummer van het tijdschrift geplaatst.
Voor anderen is het misschien de normaalste zaak van de wereld, voor mij is het voor het eerst. Best spannend dus. Maar wel een belangrijke stap op de weg naar m'n promotie en op de weg om me beroepsmatig ook filosoof te mogen noemen.
Nu m'n kop vrijmaken; de verplichtingen lopen natuurlijk door, op m'n werk, in de muziek. Om nog maar te zwijgen van allerlei andere gedachten en gevoelens die me bezig houden. Maar toch moet ik proberen ruimte te maken om een dijk van een paper te schrijven...
Het gaat nu echt beginnen! Shit, het gaat echt beginnen.
zondag 13 maart 2011
Een bescheiden feestje voor een organist
Dat was het wel vanmorgen. En dat op de eerste zondag van de 40-dagentijd. Dat is een heel ingetogen periode in het kerkelijk jaar. Desondanks was het een feestje. Ik was deze keer organist in de Gereformeerde Kerk van Waalwijk. Er werd in de dienst veel gezongen. Veel te doen voor mij dus...
Ondanks dat kostte het me niet of nauwelijks energie. Normaal moet ik me ongelooflijk concentreren om bij de liederen de mensen mee te krijgen. Dan ben ik na een dienst soms bekaf. Dat betekent niet dat er bijvoorbeeld in Waalwijk Centrum slecht gezongen wordt hoor, maar daar zit ik heel ver van de mensen af, boven op de galerij waar het orgel staat en moet ik me dus heel erg concentreren op wat er beneden gebeurt.
Vanmorgen kostte het spelen me dus helemaal geen energie, en dat heb ik al vaker ervaren als ik in deze kerk moet spelen. Ze hebben nauwelijks begeleiding nodig en zingen fijn mee. Ook nog netjes, dus niet van dat refo brulwerk, wat ik ook nog wel eens meemaak; zo van ''t hoeft niet mooi te zijn, als 't maar hard is.' Op zeker moment zat ik eigenlijk vooral te luisteren en speelde ondertussen gewoon mee.
Daarbij nog dat Otto (de predikant) er iets heel moois van had gemaakt en het kleine feitje dat enkele mensen hun waardering uitspraken over wat en hoe ik speel en het feestje was vanmorgen echt compleet.
Nu eens een paar keer geen zwaar geblog, maar gewoon een inkijkje in het leven van een kerkmusicus.
Ondanks dat kostte het me niet of nauwelijks energie. Normaal moet ik me ongelooflijk concentreren om bij de liederen de mensen mee te krijgen. Dan ben ik na een dienst soms bekaf. Dat betekent niet dat er bijvoorbeeld in Waalwijk Centrum slecht gezongen wordt hoor, maar daar zit ik heel ver van de mensen af, boven op de galerij waar het orgel staat en moet ik me dus heel erg concentreren op wat er beneden gebeurt.
Vanmorgen kostte het spelen me dus helemaal geen energie, en dat heb ik al vaker ervaren als ik in deze kerk moet spelen. Ze hebben nauwelijks begeleiding nodig en zingen fijn mee. Ook nog netjes, dus niet van dat refo brulwerk, wat ik ook nog wel eens meemaak; zo van ''t hoeft niet mooi te zijn, als 't maar hard is.' Op zeker moment zat ik eigenlijk vooral te luisteren en speelde ondertussen gewoon mee.
Daarbij nog dat Otto (de predikant) er iets heel moois van had gemaakt en het kleine feitje dat enkele mensen hun waardering uitspraken over wat en hoe ik speel en het feestje was vanmorgen echt compleet.
Nu eens een paar keer geen zwaar geblog, maar gewoon een inkijkje in het leven van een kerkmusicus.
zaterdag 26 februari 2011
Jongerendienst, morgen in Waalwijk
Daar zit je dan, achter je bijna tweehonderd jaar oude orgel. Er staat in Waalwijk namelijk een erg mooi instrument. Pas gerestaureerd ook nog. Vanmorgen was het er 9 graden. Best fris, maar toch, als organist ben je erger gewend. Nadine en Anne, de fluitistes die morgen ook meewerken aan de dienst vonden het volgens mij tè koud. Daarbij komt dan nog dat in vanwege die lage temperatuur het orgel een halve toon lager staat dan normaal, wat repeteren met fluiten bijna onmogelijk maakt. In elk geval vals.
Maar goed, daar zaten en stonden we dan, vanmorgen. Om te repeteren voor de jongerendienst die morgen gehouden wordt in de kerk. Rev 'n Ros komen morgen ook. Ik had geen flauw idee, maar blijkbaar zijn die erg bekend. Ik mis af en toe weleens cruciale informatie over wat er echt belangrijk is in Nederland :-).
Het voelt toch vreemd, niet alleen voor mij, maar Nadine zei het ook al: opwekkingsliederen op een orgel. Het past net niet lekker. Desondanks ga ik uiteraard alles doen om het zo goed mogelijk te doen. Morgen dus even geen Bach of ander klassiek spul, maar Opwekking. Het zal me benieuwen hoe het gaat, ook met Rev 'n Ros erbij. Die zingen normaal gesproken ook niet zovaak met een orgel, veronderstel ik.
Een paar jaar geleden zou ik nu veel gespannener zijn geweest. Nu kijk ik zelfs een beetje uit naar morgen. Zou het gaan wennen? Het spelen voor een volle kerk, die voor mij vreemde muziekstijl. Ik hoop het, het maakt het musiceren in elk geval een stuk leuker.
Wees trouwens niet bang voor de lage temperatuur: morgen stoken ze de kerk op naar kamertemperatuur. Dat betekent voor mij en de fluitistes dat we het in respectievelijk zwembroek en bikini nog niet koud zouden hebben, want wij zitten lekker hoog in de kerk, bij het orgel. Organist, een beroep van uitersten...
Maar goed, daar zaten en stonden we dan, vanmorgen. Om te repeteren voor de jongerendienst die morgen gehouden wordt in de kerk. Rev 'n Ros komen morgen ook. Ik had geen flauw idee, maar blijkbaar zijn die erg bekend. Ik mis af en toe weleens cruciale informatie over wat er echt belangrijk is in Nederland :-).
Het voelt toch vreemd, niet alleen voor mij, maar Nadine zei het ook al: opwekkingsliederen op een orgel. Het past net niet lekker. Desondanks ga ik uiteraard alles doen om het zo goed mogelijk te doen. Morgen dus even geen Bach of ander klassiek spul, maar Opwekking. Het zal me benieuwen hoe het gaat, ook met Rev 'n Ros erbij. Die zingen normaal gesproken ook niet zovaak met een orgel, veronderstel ik.
Een paar jaar geleden zou ik nu veel gespannener zijn geweest. Nu kijk ik zelfs een beetje uit naar morgen. Zou het gaan wennen? Het spelen voor een volle kerk, die voor mij vreemde muziekstijl. Ik hoop het, het maakt het musiceren in elk geval een stuk leuker.
Wees trouwens niet bang voor de lage temperatuur: morgen stoken ze de kerk op naar kamertemperatuur. Dat betekent voor mij en de fluitistes dat we het in respectievelijk zwembroek en bikini nog niet koud zouden hebben, want wij zitten lekker hoog in de kerk, bij het orgel. Organist, een beroep van uitersten...
zaterdag 12 februari 2011
een laboratorium van de vrijheid
Mubarak is weg! Althans, daar ga ik vooralsnog maar even vanuit. Je weet maar nooit... En nu? Zal deze bevrijding ook resulteren in vrijheid? Of wordt het ene juk vervangen door een ander. De conflicten tussen moslims en koptische christenen van de laatste jaren geven geen onverdeeld positief beeld over de toekomst van Egypte. Zal men nu kunnen gaan leven in vrede, in vrijheid?
Nu is het beeld dat 'wij', kapitalistische Westeuropeanen, hebben van vrijheid ook maar een perspectief onder andere. Een perspectief dat uitgaat van het individu, in (gedeeltelijke) navolging van John Stuart Mill, die in zijn 'On Liberty' betoogt dat het in een samenleving zo behoort te zijn dat elk individu de mogelijkheid krijgt zich optimaal te ontplooien. Hij gebruikt daarbij de metafoor van een boom, die ruimte nodig heeft om te volgroeien. De samenleving - de overheid - is gehouden die ruimte bij elk individu te bewaken, te garanderen. Het is een manier van kijken die mij ontzettend inspireert, hoe moeilijk de uitwerking ervan ook is.
Maar wat als we het perspectief eens wat verschuiven. Is het individu wel zo absoluut als uitgangspunt? Is dat niet een gevolg van onze culturele traditie, die - weliswaar nog niet zo extreem als die van de VS - uitgesproken indivudalistisch genoemd kan worden. Zie daarvoor ook het interessante onderzoek naar (organisatie)culturen door Geert Hofstede. Met name mediterrane culturen scoren op de schaal 'individualistisch - collectivistisch' heel anders dan de wat noordelijke culturen. Hun definitie van vrijheid zou best iets anders kunnen zijn dan de onze, simpelweg omdat ze meer oog hebben voor het groepsverband waarin het individu altijd een plaats heeft. Aristoteles vraagt al aandacht voor die verhouding. Zijn 'Ethica' is - volgens hemzelf - niet anders dan een eerste deel van de 'Politica'. Het individu kan niet worden losgezien van het collectief. Is zo niet de manier waarop die verhouding, namelijk die tussen individu en collectief, in een samenleving wordt uitgewerkt, bepalend voor de interpretatie van het begrip vrijheid?
In veel gevallen wordt dat bij ons ook al onderkend: kijk maar de manier waarop we vrijheid hebben uitgewerkt in de vrijheden van onderwijs en religie: mensen zijn vrij om zich daarin op bepaalde manieren te organiseren, maar daarbij ook indiviuele vrijheden op te offeren. Denk maar eens aan de positie van de vrouw in orthodox Christelijke gemeenschappen. Individuele ontplooiingsmogelijkheden worden daar bewust afgeremd of in het geheel niet mogelijk gemaakt. Het machtsmiddel van de angst op eeuwige verdoemenis wordt daarbij ingezet om vrouwen niet alleen monddood te maken, maar vooral ook te houden. En dat mag blijkbaar!
We staan dus in onze samenleving ook toe dat individuele ontpooiingsmogelijkheden beperkt worden. Dat toont vooral aan dat vrijheid niet zo maar voorhanden is. Het moet steeds opnieuw uitgevonden worden. Misschien is de bevrijding van Egypte weer een stap in de ontdekking van de vrijheid. Ondanks de zorg over de toekomst is er bij mij ook nieuwsgierigheid: hoe zal het Egyptische volk de ruimte die nu lijkt te zijn ontstaan gaan invullen. Wordt Egypte een laboratorium van de vrijheid, waar wij misschien ook wat van leren kunnen?
Nu is het beeld dat 'wij', kapitalistische Westeuropeanen, hebben van vrijheid ook maar een perspectief onder andere. Een perspectief dat uitgaat van het individu, in (gedeeltelijke) navolging van John Stuart Mill, die in zijn 'On Liberty' betoogt dat het in een samenleving zo behoort te zijn dat elk individu de mogelijkheid krijgt zich optimaal te ontplooien. Hij gebruikt daarbij de metafoor van een boom, die ruimte nodig heeft om te volgroeien. De samenleving - de overheid - is gehouden die ruimte bij elk individu te bewaken, te garanderen. Het is een manier van kijken die mij ontzettend inspireert, hoe moeilijk de uitwerking ervan ook is.
Maar wat als we het perspectief eens wat verschuiven. Is het individu wel zo absoluut als uitgangspunt? Is dat niet een gevolg van onze culturele traditie, die - weliswaar nog niet zo extreem als die van de VS - uitgesproken indivudalistisch genoemd kan worden. Zie daarvoor ook het interessante onderzoek naar (organisatie)culturen door Geert Hofstede. Met name mediterrane culturen scoren op de schaal 'individualistisch - collectivistisch' heel anders dan de wat noordelijke culturen. Hun definitie van vrijheid zou best iets anders kunnen zijn dan de onze, simpelweg omdat ze meer oog hebben voor het groepsverband waarin het individu altijd een plaats heeft. Aristoteles vraagt al aandacht voor die verhouding. Zijn 'Ethica' is - volgens hemzelf - niet anders dan een eerste deel van de 'Politica'. Het individu kan niet worden losgezien van het collectief. Is zo niet de manier waarop die verhouding, namelijk die tussen individu en collectief, in een samenleving wordt uitgewerkt, bepalend voor de interpretatie van het begrip vrijheid?
In veel gevallen wordt dat bij ons ook al onderkend: kijk maar de manier waarop we vrijheid hebben uitgewerkt in de vrijheden van onderwijs en religie: mensen zijn vrij om zich daarin op bepaalde manieren te organiseren, maar daarbij ook indiviuele vrijheden op te offeren. Denk maar eens aan de positie van de vrouw in orthodox Christelijke gemeenschappen. Individuele ontplooiingsmogelijkheden worden daar bewust afgeremd of in het geheel niet mogelijk gemaakt. Het machtsmiddel van de angst op eeuwige verdoemenis wordt daarbij ingezet om vrouwen niet alleen monddood te maken, maar vooral ook te houden. En dat mag blijkbaar!
We staan dus in onze samenleving ook toe dat individuele ontpooiingsmogelijkheden beperkt worden. Dat toont vooral aan dat vrijheid niet zo maar voorhanden is. Het moet steeds opnieuw uitgevonden worden. Misschien is de bevrijding van Egypte weer een stap in de ontdekking van de vrijheid. Ondanks de zorg over de toekomst is er bij mij ook nieuwsgierigheid: hoe zal het Egyptische volk de ruimte die nu lijkt te zijn ontstaan gaan invullen. Wordt Egypte een laboratorium van de vrijheid, waar wij misschien ook wat van leren kunnen?
Abonneren op:
Posts (Atom)