Het einde van dit projectje nadert. Eerst nog een laatste kritische noot bij de Handreiking over schepping en evolutie van de Gereformeerde Bond. Daarna een stuk, geschreven vanuit een ander perspectief, namelijk dat waar ik voorlopig zelf terecht ben gekomen na vele jaren van zoeken.
In de inleiding van het eerste stuk sprak ik over een nalatigheid van de kant van de Gereformeerde Bond. In de eerste plaats vanwege het verzwijgen van de discussie tussen geloof en wetenschap. Nu pas is er de handreiking. In de tweede plaats, en dat staat in het vervolg van dit stuk centraal, vanwege het verzwijgen van inzichten vanuit de Hermeneutiek en de implicaties daarvan voor de manier waarop ook Bijbelteksten kunnen worden geïnterpreteerd. Als student kwam ik namelijk ook daarmee in aanraking en dat was misschien nog wel verwarrender dan de verwarring die door de evolutietheorie werd veroorzaakt. Het klinkt wellicht als een heel ander onderwerp, maar het is mijns inziens cruciaal voor het debat, zo blijkt trouwens ook uit de Handreiking.
De Handreiking gaat namelijk op een aantal plaatsen in op de status van de Bijbel, de Heilige Schrift. Het hele probleem waar de Handreiking mee te maken heeft, is immers een direct gevolg van de manier waarop de Schrift gelezen wordt. Op twee manieren worden daarover belangrijke uitspraken gedaan. De eerste manier is daar waar wordt gesteld dat de taal van de Schrift een heel andere is dan de taal van de wetenschap. Dat wordt op enkele plaatsen duidelijk en het is iets waar ik helemaal achter sta. De wegen scheiden daar waar de Handreiking dit combineert met de andere manier waarop de Handreiking over de Schrift spreekt.
Die tweede manier namelijk, waarop de Handreiking de status van de Schrift benadert is die van de manier ‘waarop de Schrift gelezen wil worden’, meer in het bijzonder (onder andere) als historisch feitelijk. De auteurs gaan uit van wat we met een mooi woord correspondentie noemen: de uitspraken uit de Bijbel corresponderen met een gebeurtenis, ergens op een bepaalde plaats op een bepaald moment. Men zegt weliswaar dat er ook diepere lagen in de teksten te vinden zijn, maar men houdt vast aan de historiserende lezing van de Schrift.
De auteurs van de Handreiking menen exact te weten hoe de Bijbel gelezen moet worden. De heel sterke uitdrukking ‘hoe de Schrift gelezen wil worden’ onderstreept dat. Men waarschuwt voor het opleggen van ‘leesregels van buitenaf’, hoewel mij nergens duidelijk wordt waarom de leesregel die de GB aldus aan de Schrift oplegt buiten dat criterium zou vallen. Is ook niet de uitspraak van de GB een regel van buitenaf? De gehele Handreiking is een vorm van ‘buitenaf’. Het spreekt over de Schrift. Elk menselijk spreken is spreken over iets. De enige manier waarop een radicaal Sola Scriptura mogelijk is, is door de Bijbel dicht te laten. Op het moment dat de Schriften opengaan, worden ze geopend. De predikant kiest een pericoop en interpreteert reeds door het kiezen. Er is, met een mooi woord, telkens sprake van een intentionele relatie. Daarom is het uitspreken van de zin ’er mogen geen leesregels van buitenaf aan de Schrift worden opgelegd’ op zichzelf een regel die van buitenaf wordt opgelegd.
Laat eens een aantal mensen achter elkaar eenzelfde tekst voorlezen: je zult steeds andere dingen ontdekken, andere klanken horen, andere klemtonen. Je kunt nog zo streven naar een respectvolle omgang met de tekst, nooit zal de lezer losgezien kunnen worden van de tekst. Nogmaals, dat kan paradoxaal genoeg alleen dan en slechts dan als de tekst ongelezen blijft!
De auteurs van de Handreiking staan in een traditie die zich weinig van het bovenstaande aantrekt. De pretentie is en blijft ongewijzigd dat men exact weet wat de status is van de Bijbel en hoe deze gelezen ‘wil worden’. Dat is een pretentie die dicht komt bij (of zelfs voorbijgaat aan)wat in de Rooms-Katholieke Kerk ‘onfeilbaarheid’ wordt genoemd. Allerlei vragen hieromtrent worden stelselmatig genegeerd of met een Deus ex machina afgedaan. Nogmaals: de Hermeneutiek wordt genegeerd,.
Hermeneutiek: interpretatieleer. Het is al een paar keer genoemd. In de filosofie en in de theologie is het belangrijk gedachtegoed en het zoekt juist naar de relatie tussen een persoon en teksten. Een Bijbeltekst staat niet op zichzelf: iemand die een tekst leest, leest die tekst voorzien van een interpretatietraditie. Wij worden in de Handreiking geconfronteerd met een interpretatietraditie waarbij weliswaar wordt gesteld dat de Bijbeltekst van een andere aard is dan een wetenschappelijke tekst, maar dat we deze toch letterlijk moeten opvatten.
Die eis van letterlijkheid verdoezelt juist de geheel andere aard van de religieuze tekst. In Gereformeerde Bondskringen wordt niet onderkend dat poëtische taal andere taal is dan juridische taal (in tegenstelling tot wat de auteurs zeggen, namelijk dat Genesis historische zaken vertelt, wil ik stellen dat het een juridische en poëtische tekst is, namelijk een stijlvolle (en betekenisvolle) aanhef van de Thora, de wet van Israël). Juist de diepe lagen van de tekst blijven onaangeroerd, omdat het zonodig moet ’kloppen’. Je kunt je zelfs afvragen of een dergelijke lezing niet ten diepste een seculiere lezing is: men is zo gevormd door het moderne (wetenschappelijke) denken dat men de Bijbel reduceert tot een objectief verslag, de Bijbel verliest diepgang en wordt niet veel meer dan een krant, waarvan we ook vinden dat elk artikel moet corresponderen met een daadwerkelijk plaatsgevonden gebeurtenis.
Zo eindigt de serie kritische opmerkingen die ik wilde maken naar aanleiding van de Handreiking. Met kritische opmerkingen wil ik het verhaal niet afsluiten. Misschien zal ik in een volgend blog een alternatief presenteren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten